twintig

Nederlands

0020
twintig,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
1010010303103003
Uitspraak
  • Geluid:  twintig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtwɪntəx/; /ˈtʋɪntəx/
Woordafbreking
  • twin·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands twintich, als telwoord voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236; afgeleid van een oude vorm van  twee ht  met het achtervoegsel -tig [1][2][3]

Hoofdtelwoord

twintig

  1. "20", het getal tussen negentien en eenentwintig, twee maal tien
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen twintig euro en zevendertig cent. 
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave twintig is "42". 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

werkwoord samengesteld met "twintig" ht

  • vertwintigen
zelfstandig naamwoord samengesteld met "twintig" ht

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "twintig" ht

  • twintigjarig
  • twintigkantig
  • twintigkoppig
  • twintigvoet
  • twintigvoudig

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "twintig" ht als linkerdeel

  • twintig en een half
  • twintigduizend
  • twintigenhalf
  • twintighonderd
hooftelwoorden samengesteld met "twintig" ht als rechterdeel
  • achtduizend twintig
  • achtentwintig
  • achtendertighonderdtwintig
  • achtennegentighonderdtwintig
  • achtentachtighonderdtwintig
  • achtentwintighonderdtwintig
  • achtenveertighonderdtwintig
  • achtenvijftighonderdtwintig
  • achtenzestighonderdtwintig
  • achtenzeventighonderdtwintig
  • achthonderdtwintig
  • achttienhonderdtwintig
  • dertienhonderdtwintig
  • drieduizend twintig
  • drieëntwintig
  • drieëndertighonderdtwintig
  • drieënnegentighonderdtwintig
  • drieëntachtighonderdtwintig
  • drieëntwintighonderdtwintig
  • drieënveertighonderdtwintig
  • drieënvijftighonderdtwintig
  • drieënzestighonderdtwintig
  • drieënzeventighonderdtwintig
  • driehonderdtwintig
  • duizend twintig
  • eenentwintig
  • eenendertighonderdtwintig
  • eenennegentighonderdtwintig
  • eenentachtighonderdtwintig
  • eenentwintighonderdtwintig
  • eenenveertighonderdtwintig
  • eenenvijftighonderdtwintig
  • eenenzestighonderdtwintig
  • eenenzeventighonderdtwintig
  • elfhonderdtwintig
  • honderdtwintig
  • negenduizend twintig
  • negenentwintig
  • negenendertighonderdtwintig
  • negenennegentighonderdtwintig
  • negenentachtighonderdtwintig
  • negenentwintighonderdtwintig
  • negenenveertighonderdtwintig
  • negenenvijftighonderdtwintig
  • negenenzestighonderdtwintig
  • negenenzeventighonderdtwintig
  • negenhonderdtwintig
  • negentienhonderdtwintig
  • twaalfhonderdtwintig
  • tweeduizend twintig
  • tweeëntwintig
  • tweeëndertighonderdtwintig
  • tweeënnegentighonderdtwintig
  • tweeëntachtighonderdtwintig
  • tweeëntwintighonderdtwintig
  • tweeënveertighonderdtwintig
  • tweeënvijftighonderdtwintig
  • tweeënzestighonderdtwintig
  • tweeënzeventighonderdtwintig
  • tweehonderdtwintig
  • veertienhonderdtwintig
  • vierduizend twintig
  • vierentwintig
  • vierendertighonderdtwintig
  • vierennegentighonderdtwintig
  • vierentachtighonderdtwintig
  • vierentwintighonderdtwintig
  • vierenveertighonderdtwintig
  • vierenvijftighonderdtwintig
  • vierenzestighonderdtwintig
  • vierenzeventighonderdtwintig
  • vierhonderdtwintig
  • vijfduizend twintig
  • vijfentwintig
  • vijfendertighonderdtwintig
  • vijfennegentighonderdtwintig
  • vijfentachtighonderdtwintig
  • vijfentwintighonderdtwintig
  • vijfenveertighonderdtwintig
  • vijfenvijftighonderdtwintig
  • vijfenzestighonderdtwintig
  • vijfenzeventighonderdtwintig
  • vijfhonderdtwintig
  • vijftienhonderdtwintig
  • zesduizend twintig
  • zesentwintig
  • zesendertighonderdtwintig
  • zesennegentighonderdtwintig
  • zesentachtighonderdtwintig
  • zesentwintighonderdtwintig
  • zesenveertighonderdtwintig
  • zesenvijftighonderdtwintig
  • zesenzestighonderdtwintig
  • zesenzeventighonderdtwintig
  • zeshonderdtwintig
  • zestienhonderdtwintig
  • zevenduizend twintig
  • zevenentwintig
  • zevenendertighonderdtwintig
  • zevenennegentighonderdtwintig
  • zevenentachtighonderdtwintig
  • zevenentwintighonderdtwintig
  • zevenenveertighonderdtwintig
  • zevenenvijftighonderdtwintig
  • zevenenzestighonderdtwintig
  • zevenenzeventighonderdtwintig
  • zevenhonderdtwintig
  • zeventienhonderdtwintig
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1.1] in de twintig
    tussen de 20 en 30
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord twintig twintigs
verkleinwoord twintigje twintigjes

Zelfstandig naamwoord

twintig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 20 is aangeduid
    • Het is weer de twintig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar eenentwintigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de twintig eenmaal voorbij was. 

twintig mv

  1. groep van 20 eenheden
    • De twintig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord twintig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Achterhoeks

Hoofdtelwoord

twintig

  1. twintig; 2 x 10, in Arabische cijfers: 20, in Romeinse cijfers: XX

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
Telwoord (afr)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900

Hoofdtelwoord

twintig

  1. twintig

Nedersaksisch

Hoofdtelwoord

twintig

  1. twintig; 2 x 10, in Arabische cijfers: 20, in Romeinse cijfers: XX
Schrijfwijzen
  • twentig
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.