eenslachtig
Nederlands
Woordafbreking
- een·slach·tig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van een en geslacht zn met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | eenslachtig | eenslachtiger | eenslachtigst |
verbogen | eenslachtige | eenslachtigere | eenslachtigste |
partitief | eenslachtigs | eenslachtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
eenslachtig [1]
- (plantkunde) van een bloem dat die alleen mannelijke of alleen vrouwelijke voortplantingsorganen heeft
- Alleen de gymzalen boden nog enige uitkomst, hoewel die ook niet meer overal eenslachtig bleken te zijn.'Wat is een eenslachtige gymzaal?'[2]
- (verouderd) homoseksueel
- In de loop van de negentiende eeuw werd de ,,sodomiet vervangen door de ,,homoseksueel. De homoseksueel was nog altijd een misdadiger, maar hij deed wat hij deed omdat hij ziek was. Het grote publiek merkte weinig van de medische ontwikkelingen, de nieuwe theorieën en de vele nieuwe termen (éénslachtigen, psychische hermafrodieten, urningen).[3]
Gangbaarheid
- Het woord eenslachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant ARJAN PETERS 24 november 1995
- de Standaard NOVEMBER 2006
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.