eenwieler
Nederlands
![](../I/m/Einrad.jpg)
eenwieler
![](../I/m/IJsdansen_op_%C3%A9%C3%A9nwielers%2C_Bestanddeelnr_919-7482.jpg)
IJsdansen met éénwielers
Woordafbreking
- een·wie·ler
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van een tw en wiel zn met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eenwieler | eenwielers |
verkleinwoord | eenwielertje | eenwielertjes |
Zelfstandig naamwoord
eenwieler m
- een fiets met één wiel vooral gebruikt voor acrobatiek
- Eenwieler hockey: Zet een kakker op een clownsfiets en je hebt eenwieler hockey. Behalve dat je op een circusfiets door de zaal zwiert, zijn de regels exact hetzelfde als bij hockey. De twee teams proberen zoveel mogelijk punten te scoren door de bal in de goal van de tegenstanders te slaan. Makkie toch? Nu alleen het fietsen nog onder de knie krijgen.[1]
- Uit China komt een spectaculaire act waarin veertien artiesten op eenwielers in vliegende vaart door de piste rijden, maar daarbij ook zelfs vijf man hoog op een fiets blijven jongleren.[2]
Gangbaarheid
- Het woord eenwieler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eenwieler' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 04 jan. 2016
- de Telegraaf RICHARD VAN DE CROMMERT 18 dec. 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.