tweeëndertig

Nederlands

0032
tweeëndertig,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
1010010303103003
Uitspraak
Woordafbreking
  • tweeën·der·tig, twee·en·der·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweeëndertig

  1. "32", het getal tussen eenendertig en drieëndertig, dertig plus twee
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tweeëndertig euro en zevendertig cent. 
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave tweeëndertig is "42". 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
  • tweeëndertigen (oude verbogen vorm na sommige voorzetsels)

zelfstandig naamwoord samengesteld met "tweeëndertig" ht

  • tweeëndertigjarige
  • tweeëndertigtal
  • tweeëndertigvoud

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "tweeëndertig" ht

  • tweeëndertigjarig
  • tweeëndertigvoudig

bijwoord

  • tweeëndertigmaal

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tweeëndertig" ht als linkerdeel

  • tweeëndertig en een half
  • tweeëndertigduizend
  • tweeëndertigenhalf
  • tweeëndertighonderd
hooftelwoorden samengesteld met "tweeëndertig" ht als rechterdeel
  • achtendertighonderdtweeëndertig
  • achtennegentighonderdtweeëndertig
  • achtentachtighonderdtweeëndertig
  • achtentwintighonderdtweeëndertig
  • achtenveertighonderdtweeëndertig
  • achtenvijftighonderdtweeëndertig
  • achtenzestighonderdtweeëndertig
  • achtenzeventighonderdtweeëndertig
  • achtduizend tweeëndertig
  • achthonderdtweeëndertig
  • achttienhonderdtweeëndertig
  • dertienhonderdtweeëndertig
  • drieëndertighonderdtweeëndertig
  • drieënnegentighonderdtweeëndertig
  • drieëntachtighonderdtweeëndertig
  • drieëntwintighonderdtweeëndertig
  • drieënveertighonderdtweeëndertig
  • drieënvijftighonderdtweeëndertig
  • drieënzestighonderdtweeëndertig
  • drieënzeventighonderdtweeëndertig
  • drieduizend tweeëndertig
  • driehonderdtweeëndertig
  • duizend tweeëndertig
  • eenendertighonderdtweeëndertig
  • eenennegentighonderdtweeëndertig
  • eenentachtighonderdtweeëndertig
  • eenentwintighonderdtweeëndertig
  • eenenveertighonderdtweeëndertig
  • eenenvijftighonderdtweeëndertig
  • eenenzestighonderdtweeëndertig
  • eenenzeventighonderdtweeëndertig
  • elfhonderdtweeëndertig
  • honderdtweeëndertig
  • negenendertighonderdtweeëndertig
  • negenennegentighonderdtweeëndertig
  • negenentachtighonderdtweeëndertig
  • negenentwintighonderdtweeëndertig
  • negenenveertighonderdtweeëndertig
  • negenenvijftighonderdtweeëndertig
  • negenenzestighonderdtweeëndertig
  • negenenzeventighonderdtweeëndertig
  • negenduizend tweeëndertig
  • negenhonderdtweeëndertig
  • negentienhonderdtweeëndertig
  • twaalfhonderdtweeëndertig
  • tweeëndertighonderdtweeëndertig
  • tweeënnegentighonderdtweeëndertig
  • tweeëntachtighonderdtweeëndertig
  • tweeëntwintighonderdtweeëndertig
  • tweeënveertighonderdtweeëndertig
  • tweeënvijftighonderdtweeëndertig
  • tweeënzestighonderdtweeëndertig
  • tweeënzeventighonderdtweeëndertig
  • tweeduizend tweeëndertig
  • tweehonderdtweeëndertig
  • veertienhonderdtweeëndertig
  • vierendertighonderdtweeëndertig
  • vierennegentighonderdtweeëndertig
  • vierentachtighonderdtweeëndertig
  • vierentwintighonderdtweeëndertig
  • vierenveertighonderdtweeëndertig
  • vierenvijftighonderdtweeëndertig
  • vierenzestighonderdtweeëndertig
  • vierenzeventighonderdtweeëndertig
  • vierduizend tweeëndertig
  • vierhonderdtweeëndertig
  • vijfendertighonderdtweeëndertig
  • vijfennegentighonderdtweeëndertig
  • vijfentachtighonderdtweeëndertig
  • vijfentwintighonderdtweeëndertig
  • vijfenveertighonderdtweeëndertig
  • vijfenvijftighonderdtweeëndertig
  • vijfenzestighonderdtweeëndertig
  • vijfenzeventighonderdtweeëndertig
  • vijfduizend tweeëndertig
  • vijfhonderdtweeëndertig
  • vijftienhonderdtweeëndertig
  • zesendertighonderdtweeëndertig
  • zesennegentighonderdtweeëndertig
  • zesentachtighonderdtweeëndertig
  • zesentwintighonderdtweeëndertig
  • zesenveertighonderdtweeëndertig
  • zesenvijftighonderdtweeëndertig
  • zesenzestighonderdtweeëndertig
  • zesenzeventighonderdtweeëndertig
  • zesduizend tweeëndertig
  • zeshonderdtweeëndertig
  • zestienhonderdtweeëndertig
  • zevenendertighonderdtweeëndertig
  • zevenennegentighonderdtweeëndertig
  • zevenentachtighonderdtweeëndertig
  • zevenentwintighonderdtweeëndertig
  • zevenenveertighonderdtweeëndertig
  • zevenenvijftighonderdtweeëndertig
  • zevenenzestighonderdtweeëndertig
  • zevenenzeventighonderdtweeëndertig
  • zevenduizend tweeëndertig
  • zevenhonderdtweeëndertig
  • zeventienhonderdtweeëndertig
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord tweeëndertig tweeëndertigs
verkleinwoord tweeëndertigje tweeëndertigjes

Zelfstandig naamwoord

tweeëndertig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 32 is aangeduid
    • Het is weer de tweeëndertig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar drieëndertigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de tweeëndertig eenmaal voorbij was. 

tweeëndertig mv

  1. groep van 32 eenheden
    • De tweeëndertig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 

Gangbaarheid

  • Het woord tweeëndertig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.