eenzelvig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·zel·vig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van een en zelf met het achtervoegsel -ig [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen eenzelvigeenzelvigereenzelvigst
verbogen eenzelvigeeenzelvigereeenzelvigste
partitief eenzelvigseenzelvigers-

Bijvoeglijk naamwoord

eenzelvig [2]

  1. in zichzelf gekeerd
Afgeleide begrippen
  • eenzelvigheid
Verwante begrippen
  • contactschuw

Gangbaarheid

  • Het woord eenzelvig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.