genitief
Nederlands
Woordafbreking
- ge·ni·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tweede naamval’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
- Van Latijn genitivus. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | genitief | genitieven |
verkleinwoord | genitiefje | genitiefjes |
Zelfstandig naamwoord
genitief m
- (grammatica) één van de 8 naamvallen van de Indo-Europese talen die oorspronkelijk een oorzakelijk voorwerp aanduidde, maar tegenwoordig vooral een bezitsrelatie aanduidt
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. één van de 8 naamvallen van de Indo-Europese talen die oorspronkelijk een oorzakelijk voorwerp aanduidde, maar tegenwoordig vooral een bezitsrelatie aanduidt
Gangbaarheid
- Het woord genitief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'genitief' herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.