twaalf
Nederlands
0 | 0 | 1 | 2 |
twaalf,
op een abacus
op een abacus
Uitspraak
- Geluid: twaalf (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtwaləf /;
- (Noord-Nederland): /tʋaːl(ə)f/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /twaːlf]
Woordafbreking
- twaalf
Woordherkomst en -opbouw
- (erfwoord) via Middelnederlands twaelf van Oudnederlands twelf, als telwoord voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1][2][3]
Hoofdtelwoord
twaalf
- "12", het getal tussen elf en dertien, tweemaal zes of driemaal vier
- om een hoeveelheid aan te geven
- De totale kosten bedragen twaalf euro en zevendertig cent.
- om een plaats in een volgorde aan te geven
- Het juiste antwoord op opgave twaalf is "42".
Afgeleide begrippen
- twaalven (oude verbogen vorm na sommige voorzetsels)
- getwaalven
- alle twaalf
zelfstandig naamwoord samengesteld met "twaalf" ht
- twaalfman
- twaalfponder
- twaalftal
- twaalfuurtje
- twaalfvlak
- twaalfvoud
bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "twaalf" ht
- twaalfjarig
- twaalftallig
- twaalfvingerig
- twaalfvoudig
bijwoord
- halftwaalf
- twaalf uur
- twaalfhoog
- twaalfmaal
- twaalfwerf
rangtelwoord
- twaalfde, twaalfden
hooftelwoorden samengesteld met "twaalf" ht als linkerdeel
- twaalf en een half
- twaalfduizend
- twaalfenhalf
- twaalfhonderd
hooftelwoorden samengesteld met "twaalf" ht als rechterdeel
- achtendertighonderdtwaalf
- achtennegentighonderdtwaalf
- achtentachtighonderdtwaalf
- achtentwintighonderdtwaalf
- achtenveertighonderdtwaalf
- achtenvijftighonderdtwaalf
- achtenzestighonderdtwaalf
- achtenzeventighonderdtwaalf
- achtduizend twaalf
- achthonderdtwaalf
- achttienhonderdtwaalf
- dertienhonderdtwaalf
- drieëndertighonderdtwaalf
- drieënnegentighonderdtwaalf
- drieëntachtighonderdtwaalf
- drieëntwintighonderdtwaalf
- drieënveertighonderdtwaalf
- drieënvijftighonderdtwaalf
- drieënzestighonderdtwaalf
- drieënzeventighonderdtwaalf
- drieduizend twaalf
- driehonderdtwaalf
- duizend twaalf
- eenendertighonderdtwaalf
- eenennegentighonderdtwaalf
- eenentachtighonderdtwaalf
- eenentwintighonderdtwaalf
- eenenveertighonderdtwaalf
- eenenvijftighonderdtwaalf
- eenenzestighonderdtwaalf
- eenenzeventighonderdtwaalf
- elfhonderdtwaalf
- honderdtwaalf
- negenendertighonderdtwaalf
- negenennegentighonderdtwaalf
- negenentachtighonderdtwaalf
- negenentwintighonderdtwaalf
- negenenveertighonderdtwaalf
- negenenvijftighonderdtwaalf
- negenenzestighonderdtwaalf
- negenenzeventighonderdtwaalf
- negenduizend twaalf
- negenhonderdtwaalf
- negentienhonderdtwaalf
- twaalfhonderdtwaalf
- tweeëndertighonderdtwaalf
- tweeënnegentighonderdtwaalf
- tweeëntachtighonderdtwaalf
- tweeëntwintighonderdtwaalf
- tweeënveertighonderdtwaalf
- tweeënvijftighonderdtwaalf
- tweeënzestighonderdtwaalf
- tweeënzeventighonderdtwaalf
- tweeduizend twaalf
- tweehonderdtwaalf
- veertienhonderdtwaalf
- vierendertighonderdtwaalf
- vierennegentighonderdtwaalf
- vierentachtighonderdtwaalf
- vierentwintighonderdtwaalf
- vierenveertighonderdtwaalf
- vierenvijftighonderdtwaalf
- vierenzestighonderdtwaalf
- vierenzeventighonderdtwaalf
- vierduizend twaalf
- vierhonderdtwaalf
- vijfendertighonderdtwaalf
- vijfennegentighonderdtwaalf
- vijfentachtighonderdtwaalf
- vijfentwintighonderdtwaalf
- vijfenveertighonderdtwaalf
- vijfenvijftighonderdtwaalf
- vijfenzestighonderdtwaalf
- vijfenzeventighonderdtwaalf
- vijfduizend twaalf
- vijfhonderdtwaalf
- vijftienhonderdtwaalf
- zesendertighonderdtwaalf
- zesennegentighonderdtwaalf
- zesentachtighonderdtwaalf
- zesentwintighonderdtwaalf
- zesenveertighonderdtwaalf
- zesenvijftighonderdtwaalf
- zesenzestighonderdtwaalf
- zesenzeventighonderdtwaalf
- zesduizend twaalf
- zeshonderdtwaalf
- zestienhonderdtwaalf
- zevenendertighonderdtwaalf
- zevenennegentighonderdtwaalf
- zevenentachtighonderdtwaalf
- zevenentwintighonderdtwaalf
- zevenenveertighonderdtwaalf
- zevenenvijftighonderdtwaalf
- zevenenzestighonderdtwaalf
- zevenenzeventighonderdtwaalf
- zevenduizend twaalf
- zevenhonderdtwaalf
- zeventienhonderdtwaalf
Uitdrukkingen en gezegden
- [1.1] twaalf ambachten en dertien ongelukken.herhaaldelijk zonder succes van werk veranderen
Vertalingen
1. het getal 12
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | twaalf | twaalven |
verkleinwoord | twaalfje | twaalfjes |
Zelfstandig naamwoord
twaalf v / m
- dat wat in een (rang)ordening met 12 is aangeduid
- Het is weer de twaalf die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen?
- Haar dertiende verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de twaalf eenmaal voorbij was.
twaalf mv
- groep van 12 eenheden
- De twaalf zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen.
Gangbaarheid
- Het woord twaalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'twaalf' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Achterhoeks
Afrikaans
Nedersaksisch
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.