Italiaans
Nederlands
ISO 639-3 |
---|
ita |
bestand |
Woordafbreking
- Ita·li·aans
Zelfstandig naamwoord
Italiaans o
- (taal) een Romaanse taal die wordt gesproken in Italië, San Marino, Vaticaanstad, Slovenië en Zwitserland
- Een vriend van ons spreekt zeer goed Italiaans.
Vertalingen
1. een Romaanse taal die wordt gesproken in Italië, San Marino, Vaticaanstad, Slovenië en Zwitserland
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Italiaans | Italiaanser | Italiaanst |
verbogen | Italiaanse | Italiaansere | Italiaanste |
partitief | Italiaans | Italiaansers | - |
Verwante begrippen
Demoniemen bij Italië in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Italiaan • inwoonster: Italiaanse • bijvoeglijk: Italiaans |
Vertalingen
1. betreffende Italië of het Italiaans
|
|
Gangbaarheid
- Het woord Italiaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Afrikaans
Uitspraak
- IPA: /itɑliˈjɑːns/ of /itɑliˈjɑ̃ːs/
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.