decimaal
Nederlands
Woordafbreking
- de·ci·maal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tiendelig’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse décimal (met het voorvoegsel deci- met het achtervoegsel -aal) [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | decimaal |
verbogen | decimale |
partitief | decimaals |
Verwante begrippen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | decimaal | decimalen |
verkleinwoord | decimaaltje | decimaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
decimaal v/m
- elk van de eenheden van het decimale stelsel die kleiner zijn dan één
- Dit getal dient afgerond te worden op drie decimalen.
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord decimaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'decimaal' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.