eentje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·tje

Zelfstandig naamwoord

eentje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord één
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord een
    • Ik heb veel gelezen over de Hummer maar ik heb er nog nooit eentje gezien. 
  1. in je eentje: alleen zonder dat er andere mensen bij zijn
    • De eigenwijze man deed alles in zijn eentje. 
    • Als je op reis veel contact wil maken met de locals kun je beter in je eentje op vakantie gaan. 

Gangbaarheid

  • Het woord eentje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.