enen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  enen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈenə(n)/
Woordafbreking
  • enen

Zelfstandig naamwoord

enen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord één
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord een
    • Hij gooide drie enen en een zes. 
  1. meervoud van het zelfstandiɡ ɡebruikt een als tegenhanger van ander:
    • Architectonisch vormt het een geometrisch geheel, van hoge spelonken, de enen smal, de anderen breed maar steeds rechthoekig. [1]

Hoofdtelwoord

enen

  1. datief oude verbogen vorm van één, voornamelijk gebruikt bij tijdsaanduidingen na voorzetsels
    • Het is net even na enen. 
Uitdrukkingen en gezegden

Lidwoord

enen

  1. (verouderd) datief van het lidwoord een bij een mannelijk of onzijdig woord
    • Ach! wat ijselijke slagen, wat enen oceaan beroerd door lijkgezucht en jammervlagen u uwe Walvisch heeft ontvoerd. [2]
  1. (verouderd) accusatief van het lidwoord een bij een mannelijk woord
    • Hang enen mantel om van wolken (...) [3]
Schrijfwijzen

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.