zesendertig

Nederlands

0036
zesendertig,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
1010010303103003
Uitspraak
  • Geluid:  zesendertig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛsənˌdɛrtəx/
Woordafbreking
  • zes·en·der·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

zesendertig

  1. "36", het getal tussen vijfendertig en zevenendertig, dertig plus zes of zes maal zes
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen zesendertig euro en zevendertig cent. 
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave zesendertig is "42". 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
  • zesendertigen (oude verbogen vorm na sommige voorzetsels)

zelfstandig naamwoord samengesteld met "zesendertig" ht

  • zesendertigjarige
  • zesendertigtal
  • zesendertigurenweek
  • zesendertigvoud

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "zesendertig" ht

  • zesendertigjarig
  • zesendertigvoudig

bijwoord

  • zesendertigmaal

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "zesendertig" ht als linkerdeel

  • zesendertig en een half
  • zesendertigduizend
  • zesendertigenhalf
  • zesendertighonderd
hooftelwoorden samengesteld met "zesendertig" ht als rechterdeel
  • achtendertighonderdzesendertig
  • achtennegentighonderdzesendertig
  • achtentachtighonderdzesendertig
  • achtentwintighonderdzesendertig
  • achtenveertighonderdzesendertig
  • achtenvijftighonderdzesendertig
  • achtenzestighonderdzesendertig
  • achtenzeventighonderdzesendertig
  • achtduizend zesendertig
  • achthonderdzesendertig
  • achttienhonderdzesendertig
  • dertienhonderdzesendertig
  • drieëndertighonderdzesendertig
  • drieënnegentighonderdzesendertig
  • drieëntachtighonderdzesendertig
  • drieëntwintighonderdzesendertig
  • drieënveertighonderdzesendertig
  • drieënvijftighonderdzesendertig
  • drieënzestighonderdzesendertig
  • drieënzeventighonderdzesendertig
  • drieduizend zesendertig
  • driehonderdzesendertig
  • duizend zesendertig
  • eenendertighonderdzesendertig
  • eenennegentighonderdzesendertig
  • eenentachtighonderdzesendertig
  • eenentwintighonderdzesendertig
  • eenenveertighonderdzesendertig
  • eenenvijftighonderdzesendertig
  • eenenzestighonderdzesendertig
  • eenenzeventighonderdzesendertig
  • elfhonderdzesendertig
  • honderdzesendertig
  • negenendertighonderdzesendertig
  • negenennegentighonderdzesendertig
  • negenentachtighonderdzesendertig
  • negenentwintighonderdzesendertig
  • negenenveertighonderdzesendertig
  • negenenvijftighonderdzesendertig
  • negenenzestighonderdzesendertig
  • negenenzeventighonderdzesendertig
  • negenduizend zesendertig
  • negenhonderdzesendertig
  • negentienhonderdzesendertig
  • twaalfhonderdzesendertig
  • tweeëndertighonderdzesendertig
  • tweeënnegentighonderdzesendertig
  • tweeëntachtighonderdzesendertig
  • tweeëntwintighonderdzesendertig
  • tweeënveertighonderdzesendertig
  • tweeënvijftighonderdzesendertig
  • tweeënzestighonderdzesendertig
  • tweeënzeventighonderdzesendertig
  • tweeduizend zesendertig
  • tweehonderdzesendertig
  • veertienhonderdzesendertig
  • vierendertighonderdzesendertig
  • vierennegentighonderdzesendertig
  • vierentachtighonderdzesendertig
  • vierentwintighonderdzesendertig
  • vierenveertighonderdzesendertig
  • vierenvijftighonderdzesendertig
  • vierenzestighonderdzesendertig
  • vierenzeventighonderdzesendertig
  • vierduizend zesendertig
  • vierhonderdzesendertig
  • vijfendertighonderdzesendertig
  • vijfennegentighonderdzesendertig
  • vijfentachtighonderdzesendertig
  • vijfentwintighonderdzesendertig
  • vijfenveertighonderdzesendertig
  • vijfenvijftighonderdzesendertig
  • vijfenzestighonderdzesendertig
  • vijfenzeventighonderdzesendertig
  • vijfduizend zesendertig
  • vijfhonderdzesendertig
  • vijftienhonderdzesendertig
  • zesendertighonderdzesendertig
  • zesennegentighonderdzesendertig
  • zesentachtighonderdzesendertig
  • zesentwintighonderdzesendertig
  • zesenveertighonderdzesendertig
  • zesenvijftighonderdzesendertig
  • zesenzestighonderdzesendertig
  • zesenzeventighonderdzesendertig
  • zesduizend zesendertig
  • zeshonderdzesendertig
  • zestienhonderdzesendertig
  • zevenendertighonderdzesendertig
  • zevenennegentighonderdzesendertig
  • zevenentachtighonderdzesendertig
  • zevenentwintighonderdzesendertig
  • zevenenveertighonderdzesendertig
  • zevenenvijftighonderdzesendertig
  • zevenenzestighonderdzesendertig
  • zevenenzeventighonderdzesendertig
  • zevenduizend zesendertig
  • zevenhonderdzesendertig
  • zeventienhonderdzesendertig
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord zesendertig zesendertigs
verkleinwoord zesendertigje zesendertigjes

Zelfstandig naamwoord

zesendertig v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 36 is aangeduid
    • Het is weer de zesendertig die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar zevenendertigste verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de zesendertig eenmaal voorbij was. 

zesendertig mv

  1. groep van 36 eenheden
    • De zesendertig zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 

Gangbaarheid

  • Het woord zesendertig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.