accusatief
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accusatief (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˌɑkusaˈtif/
- (Limburg): /ˌɑkyzaˈtiːf/
Woordafbreking
- ac·cu·sa·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vierde naamval’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'accusativus'. [2]
- afgeleid van accusatie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accusatief | accusatieven |
verkleinwoord | - | - |
Synoniemen
- vierde naamval
Vertalingen
1. naamval voor het lijdend voorwerp
Gangbaarheid
- Het woord accusatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'accusatief' herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.