eenbenig
Nederlands
Woordafbreking
- een·be·nig
Bijvoeglijk naamwoord
eenbenig [1]
- slechts over één been beschikkend
- slechts met één been goed overweg kunnen
Afgeleide begrippen
- eenbenigheid
Gangbaarheid
- Het woord eenbenig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eenbenig' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.