eenparig
Nederlands
Woordafbreking
- een·pa·rig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘overeenstemmend, eendrachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
- Samenstellende afleiding van een en paar met het achtervoegsel -ig
stellend | |
---|---|
onverbogen | eenparig |
verbogen | eenparige |
partitief | eenparigs |
Bijvoeglijk naamwoord
eenparig
- in eensgezindheid
- Dit eenparige besluit werd na een korte discussie genomen.
- (natuurkunde) zonder verandering in de snelheid naar grootte of richting
- Zonder de invloed van een kracht volhardt een lichaam in een eenparige beweging.
Bijwoord
eenparig
- op eenparige wijze
- Onder invloed van een constante kracht zal een lichaam een eenparig versnelde beweging maken.
Gangbaarheid
- Het woord eenparig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eenparig' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.