eenparig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·pa·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘overeenstemmend, eendrachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
  • Samenstellende afleiding van een en paar met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen eenparig
verbogen eenparige
partitief eenparigs

Bijvoeglijk naamwoord

eenparig

  1. in eensgezindheid
    • Dit eenparige besluit werd na een korte discussie genomen. 
  1. (natuurkunde) zonder verandering in de snelheid naar grootte of richting
    • Zonder de invloed van een kracht volhardt een lichaam in een eenparige beweging. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

eenparig

  1. op eenparige wijze
    • Onder invloed van een constante kracht zal een lichaam een eenparig versnelde beweging maken. 

Gangbaarheid

  • Het woord eenparig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.