eenpersoons

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·per·soons
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van een en persoon met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen eenpersoons
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

eenpersoons

  1. bedoeld voor één persoon
    • Ze zult zelden een eenpersoons vakantiewoning aangeboden zien. 
  1. bestaande uit één persoon
    • Hij voert al jaren naar volle tevredenheid een eenpersoonshuishouden 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord eenpersoons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.