googol
Nederlands
Woordafbreking
- goo·gol
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘telwoord: 10 tot de 100ste macht of een 1 met 100 nullen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | googol | googols |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
googol m
- nummer van de grootte 10 tot de macht 100, d.w.z. een 1 met 100 nullen er achter
Gangbaarheid
- Het woord googol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Engels
Woordafbreking
- goo‧gol
Overerving en ontlening
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.