eenlobbig
Nederlands
Woordafbreking
- een·lob·big
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van een tw en lobbig bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | eenlobbig |
verbogen | eenlobbige |
partitief | eenlobbigs |
Bijvoeglijk naamwoord
eenlobbig [1]
- (plantkunde) een zaadlob hebbend
- (figuurlijk) simpel, primitief en eenvoudig zijnd
- U kent het misschien. Twee bedieningspanelen. Het ene heeft één knopje, aan/uit. Het andere tientallen. Het ene heet Man, het andere Vrouw. Of Homme/Femme. Of Man/Woman. In de wereldtalen van het net. De boodschap luidt, al van in de jagersholen: de man is eenlobbig, de vrouw peilloos. [2]
Verwante begrippen
- [1] monocotyledonen
Gangbaarheid
- Het woord eenlobbig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eenlobbig' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 13 FEBRUARI 2016 Bernard Dewulf Knop
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.