Spaans

Nederlands

ISO 639-3
spa
bestand
Uitspraak
  • Geluid:  Spaans    (hulp, bestand)
  • IPA: /spans/
    • (Noord-Nederland): /spaːns/
    • (Vlaanderen, Brabant): /spaːns/
    • (Limburg): /spaːns/
Woordafbreking
  • Spaans
Woordherkomst en -opbouw
  • Onregelmatig gevormde afleiding van Spanje met het achtervoegsel -s
enkelvoud meervoud
naamwoord Spaans -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

Spaans o

  1. (taal) een taal die oorspronkelijk werd gesproken in (het centrale deel van) Spanje, maar nu ook in alle Zuid- en Midden-Amerikaanse landen, met uitzondering van Brazilië en de Guyana's
Hyponiemen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen SpaansSpaanserSpaanst
verbogen SpaanseSpaansereSpaanste
partitief SpaansSpaansers-

Bijvoeglijk naamwoord

Spaans

  1. (demoniem) met betrekking tot Spanje of het Spaans
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord Spaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Afrikaans

Uitspraak
  • IPA: /spɑːns/ of /spɑ̃ːs/

Zelfstandig naamwoord

Spaans

  1. (taal) Spaans

Bijvoeglijk naamwoord

Spaans

  1. (demoniem) Spaans


Drents

Zelfstandig naamwoord

Spaans

  1. (taal) Spaans; een taal die oorspronkelijk werd gesproken in (het centrale deel van) Spanje, maar nu ook in alle Zuid- en Midden-Amerikaanse landen, met uitzondering van Brazilië en de Guyana's
Synoniemen
  • Kastiliaans

Meer informatie


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

Spaans

  1. (taal) Spaans; een taal die oorspronkelijk werd gesproken in (het centrale deel van) Spanje, maar nu ook in alle Zuid- en Midden-Amerikaanse landen, met uitzondering van Brazilië en de Guyana's
Schrijfwijzen
  • Spaansch
Synoniemen
  • Kastiliaans

Meer informatie

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.