du

Niet te verwarren met: Du

Afrikaans
enkelvoud meervoud
naamwoord du due
verkleinwoord du'tjie du'tjies

Zelfstandig naamwoord

du

  1. duw
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
du
gedu
volledig

Werkwoord

du

  1. duwen


Bretons

Bijvoeglijk naamwoord

du

  1. zwart


Cornisch

Bijvoeglijk naamwoord

du

  1. zwart


Deens
Naar frequentie 4

Persoonlijk voornaamwoord

du

  1. (tweeletterwoord) je, jij
Verwante begrippen
Tweeletterwoorden in het Deens

ad • af • al • at • by • da • de • du • dø • ej • en • én • er • et • få • gå • ha • ja • jo • ni • nu • ny • nå • og • oh • ok • om • op • os • pa • på • ro • sa • se • så • ti • to • ud • vi • åh • år • øh


Duits
Uitspraak
  • Geluid:  du    (hulp, bestand)
  • IPA: /duː/
enkelvoud meervoud
nominatief duihr
genitief deinereuer
datief direuch
accusatief dicheuch
Woordafbreking
  • du

Persoonlijk voornaamwoord

du

  1. je, jij


Esperanto
Telwoord (epo)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

Hoofdtelwoord

du

  1. twee


Frans

Lidwoord

du m enk (samentrekking van de en le)

  1. van de, van het, des


Gotisch

Voorzetsel

du + datief

  1. (in de ruimte) in, op
  2. (in de tijd) in, tijdens; voor


Ido

Hoofdtelwoord

du

  1. twee


Koerdisch
Telwoord (kur)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

Hoofdtelwoord

du

  1. twee

Litouws
Hoofdtelwoord (lit)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

Hoofdtelwoord

du

  1. twee


Luxemburgs
Uitspraak
  • IPA: /du/
Woordafbreking
  • du

Persoonlijk voornaamwoord

du

  1. je, jij


Middelnederlands
Uitspraak
  • IPA: dy
nominatiefgenitiefdatiefaccusatief
volclit.volclit.volclit.volclit.
enk1eicmijnsmimi
2edu-tudijnsdidi
3emhi-isijns-es
-s		hem-em
-en		hem-en
-ene
-ne
fsi-sehaer-ere
-re
-er		haer-ere
-re
-er		haer-se
nhett-
-et
-t		--es
-s		hemhet-et
-t
mv1ewionseronsons
2eghi-iuweruu
3esi-sehaer-ere
-re
-er		hem
hen		-enhem
hen		-se

Persoonlijk voornaamwoord

du

  1. nominatief tweede persoon enkelvoud: jij
    vaak clitisch: Egidius, waer bestu bleven? -«Egidius waar ben je gebleven?»
Opmerkingen
  • Du wordt weinig gebruikt en vaak vervangen door de beleefdheidsvorm ghi

Meer informatie



Noors
Uitspraak
  • Geluid:  du    (hulp, bestand)
  • IPA: /dʉː/
Woordafbreking
  • du
Naar frequentie 4

Persoonlijk voornaamwoord

du

  1. (tweeletterwoord) (2e persoon enkelvoud) je, jij
Verwante begrippen
Noorse persoonlijke voornaamwoorden (in het Bokmål)
getal / respect pers. genus / bezield onderwerp (nominatief) nld. voorwerp (accusatief) nld.
enkelvoud 1e   jeg ik meg mij
2e   du jij deg jou
3e m persoon
m ding		 han
den		 hij han / ham
den		 hem
v persoon
v ding		 hun
den		 zij henne
den		 haar
o det het det het
meervoud 1e   vi wij oss ons
2e   dere jullie dere jullie
3e   de zij dem hen
beleefdheidsvorm 2e   De u Dem u
Verwante begrippen
Tweeletterwoorden in het Noors

ak • am • an • at • av • ba • be • BH • bh • bo • by • da • de • di • do • du • dø • ei • en • er • et • fa • få • ga • gi • gå • ha • ja • jo • la • lå • mi • må • ni • nu • ny • nå • og • OK • ok • òg • om • på • ro • sa • se • si • så • ta • ti • to • TV • tv • ut • vi • øl • øv • år


Nynorsk
Uitspraak
  • Geluid:  du    (hulp, bestand)
  • IPA: /dʉː/
Woordafbreking
  • du

Persoonlijk voornaamwoord

du

  1. (tweeletterwoord) (2e persoon enkelvoud) je, jij
Verwante begrippen
Nynorske persoonlijke voornaamwoorden
getal / respect pers. genus onderwerp (nominatief) nld. voorwerp (accusatief) nld.
enkelvoud 1e   eg ik meg mij
2e   du jij deg jou
3e m han hij han (honom) hem
v ho zij ho / henne haar
o det het det het
meervoud 1e   vi wij oss ons
2e   de jullie dykk jullie
3e   dei zij dei hen
beleefdheidsvorm 2e   De u Dykk u


Tsjechisch
Uitspraak
  • IPA: /dʊ/
Woordafbreking
  • du

Werkwoord

du

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord jít
Synoniemen


Welsh

Bijvoeglijk naamwoord

du

  1. (kleur) zwart


Zweeds
Uitspraak
  • Geluid:  du    (hulp, bestand)
Naar frequentie 4

Persoonlijk voornaamwoord

du

  1. (tweeletterwoord) je, jij
Verwante begrippen
Tweeletterwoorden in het Zweeds

al • av • bi • bo • by • CD • de • du • då • dö • ej • ek • en • er • ge • gå • ha • is • ja • jo • ko • le • ni • nu • ny • om • på • ro • sao • se • sy • så • ta • te • ty • tå • ur • vi • ån • år • ås • åt • är • ät • öl

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.