han

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈhan/, /han/
Woordafbreking
  • han
Naar frequentie 23

Persoonlijk voornaamwoord

han

  1. hij (mannelijke vorm, deerde persoon enkelvoud, nominatief)

De Deense persoonlijke voornaamwoorden

De Deense persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud 1. 2. 2. formeel 3. m 3. v 3. o
Nominativ jeg du De han hun det
Genitiv min din Deres hans hendes dets
Dativ - dig Dem ham - det
Akkusativ mig dig Dem ham hende det
Meervoud 1. 2. 3. mv
Nominativ vi I de
Genitiv vores jeres deres
Dativ os jer -
Akkusativ os jer dem

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /hɑn/
Woordafbreking
  • han
Naar frequentie 15

Persoonlijk voornaamwoord

han

  1. hij (3e persoon enkelvoud nominatief mannelijk, alleen voor personen en gepersonificeerde begrippen)
  1. «Han er min beste venn.»
    Hij is mijn beste vriend.
  2. hem (3e persoon enkelvoud accusatief mannelijk, alleen voor personen en gepersonificeerde begrippen)
Schrijfwijzen
  • [2]: ham (voor personen en gepersonificeerde begrippen)
Verwante begrippen
Noorse persoonlijke voornaamwoorden (in het Bokmål)
getal / respect pers. genus / bezield onderwerp (nominatief) nld. voorwerp (accusatief) nld.
enkelvoud 1e   jeg ik meg mij
2e   du jij deg jou
3e m persoon
m ding
han
den
hij han / ham
den
hem
v persoon
v ding
hun
den
zij henne
den
haar
o det het det het
meervoud 1e   vi wij oss ons
2e   dere jullie dere jullie
3e   de zij dem hen
beleefdheidsvorm 2e   De u Dem u

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /hɑn/
Woordafbreking
  • han

Persoonlijk voornaamwoord

han

  1. hij (3e persoon enkelvoud nominatief mannelijk)
  2. hem (3e persoon enkelvoud accusatief mannelijk)
  1. «Kvinna dytta han vekk.»
    De vrouw duwde hem weg.
Schrijfwijzen
  • [2]: honom (verouderde vorm)
Nynorske persoonlijke voornaamwoorden
getal / respect pers. genus onderwerp (nominatief) nld. voorwerp (accusatief) nld.
enkelvoud 1e   eg ik meg mij
2e   du jij deg jou
3e m han hij han (honom) hem
v ho zij ho / henne haar
o det het det het
meervoud 1e   vi wij oss ons
2e   de jullie dykk jullie
3e   dei zij dei hen
beleefdheidsvorm 2e   De u Dykk u

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
haber

han

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van haber

Zweeds

Naar frequentie 14

Persoonlijk voornaamwoord

han

  1. hij
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.