genus
Nederlands
Woordafbreking
- ge·nus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
- van het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | genus | genera |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
genus o
- (grammatica) geslacht: het Nederlands kent drie genera, nl. mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
- (biologie) geslacht, een biologisch taxon
Gangbaarheid
- Het woord genus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'genus' herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.