genus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·nus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
  • van het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord genus genera
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

genus o

  1. (grammatica) geslacht: het Nederlands kent drie genera, nl. mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
  2. (biologie) geslacht, een biologisch taxon
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord genus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Zelfstandig naamwoord

genus o (gen. generis)

  1. afkomst
  2. geslacht
  3. soort
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.