duw
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
duw m
- een zet, een stoot
- Hij gaf de auto een harde duw, zodat die weer op de weg kwam.
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand een duw geven
iemand duwen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
duwen |
duw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duwen
- Ik duw.
- gebiedende wijs van duwen
- Duw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duwen
- Duw je?
Gangbaarheid
- Het woord duw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duw' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.