ga

Niet te verwarren met: Ga, GA

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ga    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣa/:
    • (Noord-Nederland): /χa/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣa/
Woordafbreking
  • ga
Woordherkomst en -opbouw
  •  gaan ww  zonder de uitgang -en

Werkwoord

vervoeging van
gaan

ga

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan
    • Ik ga. 
  2. gebiedende wijs van gaan
    • Ga! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan
    • Ga je? 
  4. aanvoegende wijs van gaan
    • Het ga je goed! 
    • Tijdens het werk de geest de vrije teugel te laten is even verkeerd als onder de pauze de hersens over arbeidsobjecten te doen doormalen. Men schudde dus in de vrije ogenblikken alles af, make alle banden los. Men ga desverkiezend languit op de canapé liggen, roke pijp, sigaar of sigaret, als men trek heeft, lope wat heen en weer door kamer of gang, of ga voor het open raam staan en make een aantal kniebuigingen en ademoefeningen. Maar men wachte zich, de tijd te vullen met zwaar lichamelijke arbeid, rompbewegingen of andere afmattende sportverrichtingen. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord ga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Ewe

Zelfstandig naamwoord

ga

  1. metaal
  2. geld


Lets

Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

ga

  1. gak, het geluid van een gakkende gans


Noors

Woordafbreking
  • ga
Naar frequentie 271

Werkwoord

ga

  1. verleden tijd van gi
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.