ho
Nederlands
Woordafbreking
- ho
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep om iets te stoppen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1540 [1]
Tussenwerpsel
ho!
- een uitroep die iets tot staan wil brengen.
- "Ho!" riep hij luid, toen hij zag dat de kinderen het pas ingezaaide grasveld over wilden steken.
Gangbaarheid
- Het woord ho staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ho' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Engels
Tussenwerpsel
ho
- (scheepvaart) een uitroep om aandacht te verkrijgen.
- «Sail ho!»
- Hijs de zeilen!
- «Sail ho!»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
ho | hos hoes |
Zelfstandig naamwoord
ho
- «He even accused her on the air of being a nappy-headed ho.»
- Hij beschuldigde haar er zelfs in zijn programma van een hoer met vieze haren te zijn.
- «He even accused her on the air of being a nappy-headed ho.»
Noors
Tussenwerpsel
ho
- een bespottelijke uitroep
- «Ho, ho, der fikk du høre sannheten!»
- Ho, ho, daar heb je de waarheid te horen gekregen!
- «Ho, ho, der fikk du høre sannheten!»
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- ho
Persoonlijk voornaamwoord
ho
- (3e persoon enkelvoud nominatief vrouwelijk), (voor vrouwelijke personen en woorden met vrouwelijk genus) zij
- «Mor mi sa at ho skulle gjere det.»
- Mijn moeder zei dat ze het zou doen.
- «Mor mi sa at ho skulle gjere det.»
- (3e persoon enkelvoud accusatief vrouwelijk), (voor vrouwelijke personen en woorden met vrouwelijk genus) haar
- «Eg ser ho.»
- Ik zie haar.
- «Eg ser ho.»
Nynorske persoonlijke voornaamwoorden
getal / respect | pers. | genus | onderwerp (nominatief) | nld. | voorwerp (accusatief) | nld. |
---|---|---|---|---|---|---|
enkelvoud | 1e | eg | ik | meg | mij | |
2e | du | jij | deg | jou | ||
3e | m | han | hij | han (honom) | hem | |
v | ho | zij | ho / henne | haar | ||
o | det | het | det | het | ||
meervoud | 1e | vi | wij | oss | ons | |
2e | de | jullie | dykk | jullie | ||
3e | dei | zij | dei | hen | ||
beleefdheidsvorm | 2e | De | u | Dykk | u |
Tussenwerpsel
ho
- een bespottelijke uitroep
- «Ho, ho, der fekk du høyre sanninga!!»
- Ho, ho, daar heb je de waarheid te horen gekregen!
- «Ho, ho, der fekk du høyre sanninga!!»
Verbuiging
v | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ho | hoa (hoi) |
hoer | hoene |
genitief | hos | hoas (hois) |
hoers | hoenes |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /ɦɔ/
Woordafbreking
- ho
Persoonlijk voornaamwoord
ho
- genitief enk van on
- genitief enk van ono
- accusatief enk van on
- accusatief enk van ono
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.