os

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  os    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔs/
Woordafbreking
  • os
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gecastreerde stier’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
  • Oudnederlands: osso
enkelvoud meervoud
naamwoord os ossen
verkleinwoord osje osjes

Zelfstandig naamwoord

os m

  1. (veeteelt) (zoogdieren) gecastreerde stier
  2. (anatomie) bot
    • In het menselijk lichaam hebben we zowel in de pols als in de enkel een os naviculare. 
Verwante begrippen
Hyponiemen


Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord os staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Catalaans

enkelvoud meervoud
os ossos

Zelfstandig naamwoord

os m

  1. (anatomie) bot.


Frans

Uitspraak
  • Geluid:  os    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔs/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  os     l'os     os     les os  

Zelfstandig naamwoord

os m

  1. (anatomie) bot.


Gronings

Uitspraak
  • IPA: /ɔs/
  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon (ik)
k
miewieos
2e persoon
(informeel)
doediejoejoe
2e persoon
(formeel)
joejoejoejoe
3e persoon
(mannelijk)
haihomzai
zie
heur
3e persoon
(vrouwelijk)
zai
zie
heur
3e persoon
(onzijdig)
tt

Persoonlijk voornaamwoord

os

  1. ons


Latijn

Zelfstandig naamwoord

os o

  1. bot, been
  2. (meervoud) gebeente
  3. mond
Verbuiging


Portugees

Woordafbreking
  • os

Lidwoord

os m

  1. het meervoud van o.


Spaans

Persoonlijk voornaamwoord

  1. jullie

Wederkerend voornaamwoord

  1. je
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.