os
Nederlands
Woordafbreking
- os
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gecastreerde stier’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
- Oudnederlands: osso
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | os | ossen |
verkleinwoord | osje | osjes |
Zelfstandig naamwoord
os m
- (veeteelt) (zoogdieren) gecastreerde stier
- (anatomie) bot
- In het menselijk lichaam hebben we zowel in de pols als in de enkel een os naviculare.
Vertalingen
1. gecastreerde stier
Gangbaarheid
- Het woord os staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'os' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Frans
Gronings
Latijn
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | os | ossa |
genitief | ossis | ossium |
datief | ossī | ossibus |
accusatief | os | ossa |
vocatief | os | ossa |
ablatief | osse | ossibus |
Spaans
Persoonlijk voornaamwoord
- jullie
Wederkerend voornaamwoord
- je
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.