hem

Nederlands

  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
julliejullie
2e persoon
(formeel)
uuuu
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
ugij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Uitspraak
  • Geluid:  hem    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɛm/
  • IPA: /ɦɛm/
Woordafbreking
  • hem
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘buitendijks land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1182 [1]
  • In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1] [2] [3] [4]

Persoonlijk voornaamwoord

hem

  1. accusatief m derde persoon enkelvoud
    • Ik zie de man -> ik zie hem. 
  1. datief m derde persoon enkelvoud
    • Ik geef de man een boek -> ik geef hem een boek. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Middelnederlands

nominatiefgenitiefdatiefaccusatief
volclit.volclit.volclit.volclit.
enk1eicmijnsmimi
2edu-tudijnsdidi
3emhi-isijns-es
-s
hem-em
-en
hem-en
-ene
-ne
fsi-sehaer-ere
-re
-er
haer-ere
-re
-er
haer-se
nhett-
-et
-t
--es
-s
hemhet-et
-t
mv1ewionseronsons
2eghi-iuweruu
3esi-sehaer-ere
-re
-er
hem
hen
-enhem
hen
-se

Persoonlijk voornaamwoord

hem

  1. datief en accusatief m van de derde persoon enkelvoud: hem
  2. datief o an de derde persoon enkelvoud: eraan, ervoor
  3. datief en accusatief van de derde persoon meervoud: hun, hen, ze

Wederkerend voornaamwoord

hem

  1. zich
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.