voorwerp
Nederlands
Woordafbreking
- voor·werp
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zaak’ voor het eerst aangetroffen in 1461 [1]
- samenstelling van voor en werp [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorwerp | voorwerpen |
verkleinwoord | voorwerpje | voorwerpjes |
Zelfstandig naamwoord
voorwerp o
- een object, iets dat fysiek bestaat
- (grammatica) lijdend ~, → lijdend voorwerp
- (grammatica) meewerkend ~, zinsdeel dat indirect aan de handeling deelneemt → meewerkend voorwerp
- (grammatica) handelend ~, zinsdeel dat in de zin een handeling verricht
Hyperoniemen
- [2]-[4] zinsdeel
Hyponiemen
- gebruiksvoorwerp, kunstvoorwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp
Afgeleide begrippen
- voorwerpelijk, voorwerpglas, voorwerpgrap, voorwerpsnaam, voorwerpspunt, [2]-[4] voorwerpsvorm, voorwerpszin
Vertalingen
1. een object, iets dat fysiek bestaat
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorwerpen |
voorwerp
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerpen
- ... dat ik voorwerp.
Gangbaarheid
- Het woord voorwerp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorwerp' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.