mi

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mi    (hulp, bestand)
  • IPA: /mi/
Woordafbreking
  • mi
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Chinees, in de betekenis van ‘Chinees vermicellitype’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • van Middelnederlands mi (zie hieronder) [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord mi mi's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

mi v/m

  1. (muziek) derde toon op de toonladder, tussen re en fa
  2. (muziek) derde toon van een hexachord, tussen re en fa
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord mi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Bosnisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, menâs, nas
genitief mȅne, menâs, nas
datief mȅni, minȁma, nam
locatief mȅninȁma
instrumentalis mnôm, mnómenȁma
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA:
    • (mî) /ˈmîː/
    • (mi) /ˈmi/
Woordafbreking
  • mi

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)

Persoonlijk voornaamwoord

  1. wij (nominatief van de eerste persoon meervoud)

Catalaans

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. mij (na een voorzetsel)

Esperanto

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. ik

Etruskisch

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. ik

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mi     le mi     mi     les mi  

Zelfstandig naamwoord

mi m

  1. (muziek): de muziektoon “e” ook “mi”
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Hongaars

persoon enkelvoud meervoud
eerste énmi
tweede teti
tweede
formeel
önönök
derde őők

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. wij

Kroatisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, menâs, nas
genitief mȅne, menâs, nas
datief mȅni, minȁma, nam
locatief mȅninȁma
instrumentalis mnôm, mnómenȁma
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA:
    • (mî) /ˈmîː/
    • (mi) /ˈmi/
Woordafbreking
  • mi

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)

Persoonlijk voornaamwoord

  1. wij (nominatief van de eerste persoon meervoud)

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • [zelfstandig naamwoord] Eerste lettergreep van Latijn mira "(wonderen)". Guido van Arezzo maakte in de 11e eeuw een toonladder van van zes diatonisch opvolgende tonen ut, re, mi, fa, sol, la. Voor deze namen nam hij de eerste lettergreep van elke regel in een hymne gewijd aan Johannes de Doper omdat die op de betreffende toonhoogte wordt gezongen:
    Ut queant laxis
    resonare fibris,
    mira gestorum
    famuli tuorum,
    solve polluti
    labii reatum, Sancte Ioannes.
    (Opdat uw dienaren met zachte stem uw wonderdaden laten weerklinken: verlos hun bezoedelde lippen van schuld, Sint Johannes.)[1][2]
nominatiefgenitiefdatiefaccusatief
volclit.volclit.volclit.volclit.
enk1eicmijnsmimi
2edu-tudijnsdidi
3emhi-isijns-es
-s
hem-em
-en
hem-en
-ene
-ne
fsi-sehaer-ere
-re
-er
haer-ere
-re
-er
haer-se
nhett-
-et
-t
--es
-s
hemhet-et
-t
mv1ewionseronsons
2eghi-iuweruu
3esi-sehaer-ere
-re
-er
hem
hen
-enhem
hen
-se

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. datief en accusatief van de eerste persoon enkelvoud: mij, me

Wederkerend voornaamwoord

mi

  1. mij

Zelfstandig naamwoord

mi

  1. (muziek) mi, de derde toon van een hexachord
Verwante begrippen
Overerving en ontlening

Verwijzingen

Noors

Bezittelijk voornaamwoord

mi v

  1. mijn
Synoniemen


Nynorsk

Bezittelijk voornaamwoord

mi v

  1. mijn
Synoniemen


Papiamento

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. ik


Pools

enkelvoud meervoud
nom. / voc. jamy
accusatief mnie, mięnas
genitief mnienas
datief mnie, minam
locatief mnienas
instrumentalis mnąnami
Uitspraak
  • Geluid:  mi    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmi/
Woordafbreking
  • mi

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)


Slowaaks

enkelvoud meervoud
nominatief jamy
genitief ma, mňanás
datief mne, minám
accusatief ma, mňanás
locatief mnenás
instrumentalis mnounami
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈmi/
Woordafbreking
  • mi

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)

Schots-Gaelisch

Uitspraak
  • IPA : /mi/
  enkelvoud meervoud
onbenadrukt benadrukt onbenadrukt benadrukt
1e persoon mi
mhi
mise
mhise
sinnsinne
2e persoon thu
tu
thusa
tusa
sibhsibhse
3e persoon
(mannelijk)
eesaniadiadsan
3e persoon
(vrouwelijk)
iise

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. ik, mij, me
  1. «Tha mi an dochas gu bheil.»
    Ik hoop van wel.

Spaans

  enkelvoud meervoud
onbeklemtoond beklemtoond onbeklemtoond beklemtoond
bijvoeglijk bijvoeglijk of
zelfstandig
bijvoeglijk bijvoeglijk of
zelfstandig
1e persoon mi enk
mis mv
mío m enk mía v enk
míos m mv mías v mv
nuestro m enk nuestra v enk
nuestros m mv nuestras v mv
2e persoon tu enk
tus mv
tuyo m enk tuya v enk
tuyos m mv tuyas v mv
vuestro m enk vuestra v enk
vuestros m mv vuestras v mv
3e persoon
su enk
sus mv
suyo m enk suya v enk
suyos m mv suyas v mv
su enk
sus mv
suyo m enk suya v enk
suyos m mv suyas v mv

Bezittelijk voornaamwoord

mi enk

  1. mijn
  1. «Todo sobre mi madre»
    Alles over mijn moeder
Verwante begrippen


Tsjechisch

enkelvoud meervoud
nominatief lange vorm my
genitief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
datief korte vorm mi nám
lange vorm mně
na voorzetsel
accusatief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
vocatief lange vorm - -
locatief na voorzetsel mně nás
instrumentalis korte vorm mnou námi
lange vorm
na voorzetsel
Uitspraak
  • Geluid:  mi    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɪ/
Woordafbreking
  • mi

Persoonlijk voornaamwoord

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.