getal
Nederlands
Woordafbreking
- ge·tal
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘cijfer, aantal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- In de betekenis van ‘als grammaticale term: enkel- of meervoud’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1576 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getal | getallen |
verkleinwoord | getalletje | getalletjes |
Zelfstandig naamwoord
getal o
- Tien is een even getal en elf een oneven.
- in plaats van ééenveertig en een half schrijven we liever het getal 41,5
- (taalkunde) vorm van een woord die aangeeft of er sprake is van één of meer eenheden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord getal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'getal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.