borrel

Nederlands

[1] man met borrel
[2] borrel
Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·rel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘glas sterkedrank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1692 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord borrel borrels
verkleinwoord borreltje borreltjes

Zelfstandig naamwoord

borrel m

  1. klein glaasje met sterke drank, gedistilleerd
    • Jenever is een bekende borrel in Nederland. 
  1. bijeenkomst waar ook alcoholische dranken worden geschonken
    • Na het werk is er vrijdagmiddag een borrel van de zaak. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • een slok op een borrel
een aanzienlijk verschil
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
borrelen

borrel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van borrelen
    • Ik borrel. 
  2. gebiedende wijs van borrelen
    • Borrel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van borrelen
    • Borrel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord borrel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.