slot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slot    (hulp, bestand)
  • IPA: /slɔt/
Woordafbreking
  • slot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘sluiting, einde’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord slot sloten
verkleinwoord slotje slotjes

Zelfstandig naamwoord

slot o

  1. mechanisme waarmee in combinatie met een sleutel een deur of een raam kan worden afgesloten
  2. (bouwkunde) een middeleeuwse versterkte woning, ook wel kasteel of burcht genoemd
  3. einde
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • achter slot en grendel goed en stevig opgesloten
Overerving en ontlening
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord slot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.