kluitje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kluit·je

Zelfstandig naamwoord

kluitje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kluit
  2. iemand met een kluitje in het riet sturen = Iemand wegsturen zonder echte hulp of een echt antwoord te geven = afschepen.
  3. zij wonen op een kluitje = zij wonen (te) dicht bij elkaar.
Verwante begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.