lik

Nederlands
Uitspraak
  • Geluid:  lik    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lik
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘Bargoens: gevangenis’ voor het eerst aangetroffen in 1858 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord lik likken
verkleinwoord likje likjes

Zelfstandig naamwoord

lik m [5] [6]

  1. aanraking met de tong
  2. klein beetje substantie
    • Doe er nog maar een likje extra bij 
  2. (informeel) gevangenis [7]

Werkwoord
vervoeging van
likken

lik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van likken
    • Ik lik. 
  2. gebiedende wijs van likken
    • Lik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van likken
    • Lik je? 

Gangbaarheid
  • Het woord lik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen
  1. "lik" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
  2. lik op website: Etymologiebank.nl
  3. lik op website: Etymologiebank.nl
  4. lik op website: Etymologiebank.nl
  5. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  6. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  7. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).

Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /liːk/
Woordafbreking
  • lik
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord lík.

Zelfstandig naamwoord

lik o

  1. lijk
  1. «To likene ble funnet i en kanal i USA, pakket inn i en bag og en koffert.»
    Twee lijken werden gevonden in een kanaal in de Verenigde Staten, verpakt in een zak en een koffer.
Verbuiging
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lik     liket     lik     lika
likene  
genitief   liks     likets     liks     likas
likenes  

Nynorsk
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /liːk/
Woordafbreking
  • lik
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord lík.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lik     liket     lik     lika
bijvorm: liki  

Zelfstandig naamwoord

lik o

  1. lijk

Zweeds
Woordafbreking
  • lik

Zelfstandig naamwoord
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lik     liket     lik     liken  
genitief   liks     likets     liks     likens  
  1. lijk
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.