schnaps
Nederlands
Woordafbreking
- schnaps
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Duits [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schnaps | |
verkleinwoord | schnapsje | schnapsjes |
Zelfstandig naamwoord
schnaps m
- een sterk alcoholische drank, maar met name degene met ten minste 32% vol
- Schnapps in gezellige skihutten, nadat je je flink hebt uitgesloofd op de piste, mag dan wel geliefd zijn bij Nederlanders, volgens het onderzoek scoren romantische onderonsjes bij een knapperend houtvuur met een glühweintje ook goed. [2]
- Geisler legt uit hoe het komt dat de Oostenrijkers eigenlijk wel blij zijn met de verwachte kou: „Het heeft erg veel gesneeuwd onlangs. Nog steeds valt er dagelijks wel een pak bij. Als dat goed aanvriest, is het risico op lawines weer kleiner.” Voor wie het toch koud heeft op de piste, heeft de Oostenrijker een goed advies: „Drink veel schnaps”, zegt hij lachend. „Dat warmt op.” [3]
Gangbaarheid
- Het woord schnaps staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schnaps' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- schnaps op website: Etymologiebank.nl
- De Telegraaf PAUL ELDERING 23 jan. 2018 ’Hollanders beesten op de piste’
- De Telegraaf NIELS KALKMAN 23 feb. 2018 Min dertig laat echte skiër koud
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.