teut

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  teut    (hulp, bestand)
  • IPA: /tøt/
Woordafbreking
  • teut
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dronken’ voor het eerst aangetroffen in 1665 [1]
  • treuzelaar [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord teut teuten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

teut [3]

  1. iemand die heel langzaam is
    • De oude man is een echte teut geworden. 
  1. iemand die veel kletst
    • Er komt geen werk uit haar handen want ze is een echte teut. 
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
teuten

teut

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van teuten
  2. gebiedende wijs van teuten

Gangbaarheid

  • Het woord teut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.