dikkop
Nederlands
Woordafbreking
- dik·kop
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘iem. met een dik hoofd’ voor het eerst aangetroffen in 1620 [1]
- samenstelling van dik en kop [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dikkop | dikkoppen |
verkleinwoord | dikkopje | dikkopjes |
Zelfstandig naamwoord
dikkop m
- persoon met een dikke kop; overdrachtelijk: hoge politieke functionaris
- vogelsoort verwant aan de griel
- distelsoort
- tarwevariëteit
- vlindersoort
- vissoort
- larve van de kikker of salamander, in het stadium van uit het ei komen tot 6-9 weken(daarna wordt het een kikkervisje). Een dikkop bestaat uit een ovaalvormig lichaam en een lange staart en heeft alleen kieuwen. Een dikkop met inwendige kieuwen zal een kikker worden, en een dikkop met externe kieuwen een salamander.
Gangbaarheid
- Het woord dikkop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dikkop' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.