kwak

Kwak [2]

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kwak    (hulp, bestand)
  • IPA: /kʋɑk/
Woordafbreking
  • kwak
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vissersvaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
  • klanknabootsing
enkelvoud meervoud
naamwoord kwak kwakken
verkleinwoord kwakje kwakjes

Zelfstandig naamwoord

kwak m

  1. een hoeveelheid kleverig of gelei-achtig materiaal
    • Er viel een kwak mayonaise op mijn broek. 
  1. (vogels) Nycticorax nycticorax; een reigersoort, ook nachtreiger genaamd
    • De kwak broedt in de zoete en zoute draslanden van Afrika, Europa, Azië en Amerika. 
  1. gedroogde en gemalen cassave
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kwakken

kwak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakken
    • Ik kwak. 
  2. gebiedende wijs van kwakken
    • Kwak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakken
    • Kwak je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kwak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.