kwak
Nederlands
Woordafbreking
- kwak
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vissersvaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
- klanknabootsing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwak | kwakken |
verkleinwoord | kwakje | kwakjes |
Zelfstandig naamwoord
kwak m
- een hoeveelheid kleverig of gelei-achtig materiaal
- Er viel een kwak mayonaise op mijn broek.
- (vogels) Nycticorax nycticorax; een reigersoort, ook nachtreiger genaamd
- De kwak broedt in de zoete en zoute draslanden van Afrika, Europa, Azië en Amerika.
- gedroogde en gemalen cassave
Vertalingen
2. een reigersoort, ook nachtreiger genaamd
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kwakken |
kwak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakken
- Ik kwak.
- gebiedende wijs van kwakken
- Kwak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakken
- Kwak je?
Gangbaarheid
- Het woord kwak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwak' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.