slaper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sla·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van slapen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord slaper slapers
verkleinwoord slapertje slapertjes

Zelfstandig naamwoord

slaper m [2]

  1. iemand die slaapt of komt slapen
  2. (waterstaat) extra binnendijk achter de eerste dijk (de waker), een slaperdijk
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord slaper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.