snert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snert    (hulp, bestand)
  • IPA: /snɛrt/
Woordafbreking
  • snert
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] wellicht afgeleid van  snorren ww  in een oude betekenis van "pruttelen in eenpan", in de betekenis van ‘erwtensoep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1768 [1][2][3]
  • [2] ontstaan uit de eerste betekenis, omdat erwtensoep als voedsel laag werd gewaardeerd, getuige bijvoorbeeld een klacht uit 1797 over het eten bij de marine "vandaag stokvis met snert en morgen snert met stokvis"[4]
enkelvoud meervoud
naamwoord snert -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

snert v/m

  1. (voeding) lobbige soep vervaardigd van erwten
    • Na een paar uur op het ijs ging een kop snert met rookworst er wel in. 
  1. (figuurlijk) waardeloos spul
Opmerkingen
  • De figuurlijke betekenis "waardeloos spul" is vooral gangbaar als eerste deel van samengestelde zelfstandige naamwoorden met ongeveer dezelfde betekenis als rot-. Bij sommige samenstellingen zijn beide betekenissen mogelijk, afhankelijk van de context.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • snerterig
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord snert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord snert -

Zelfstandig naamwoord

snert

  1. onzin, bragel, troep
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.