snert
Nederlands
Woordafbreking
- snert
Woordherkomst en -opbouw
- [1] wellicht afgeleid van snorren ww in een oude betekenis van "pruttelen in eenpan", in de betekenis van ‘erwtensoep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1768 [1][2][3]
- [2] ontstaan uit de eerste betekenis, omdat erwtensoep als voedsel laag werd gewaardeerd, getuige bijvoorbeeld een klacht uit 1797 over het eten bij de marine "vandaag stokvis met snert en morgen snert met stokvis"[4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snert | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
snert v/m
- (voeding) lobbige soep vervaardigd van erwten
- Na een paar uur op het ijs ging een kop snert met rookworst er wel in.
- (figuurlijk) waardeloos spul
Opmerkingen
- De figuurlijke betekenis "waardeloos spul" is vooral gangbaar als eerste deel van samengestelde zelfstandige naamwoorden met ongeveer dezelfde betekenis als rot-. Bij sommige samenstellingen zijn beide betekenissen mogelijk, afhankelijk van de context.
Synoniemen
- [1] erwtensoep
- [2] rotzooi
Afgeleide begrippen
- snerterig
erwtensoep
|
waardeloos spul
Gangbaarheid
- Het woord snert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snert' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- snert op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- "snert" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- "Brief uit Rotterdam" in Goudasche Courant jrg. 7 nr. 10 (23 januari 1797); p. 2 kol. 1/2; geraadpleegd 2018-09-14
Afrikaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.