drink
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: drink (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /drɪŋk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /drɪŋk/
Woordafbreking
- drink
Werkwoord
vervoeging van |
---|
drinken |
drink
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drinken
- Ik drink.
- gebiedende wijs van drinken
- Drink!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drinken
- Drink je?
Gangbaarheid
- Het woord drink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'drink' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
drink
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to drink |
he/she/it | drinks |
verleden tijd | drank |
voltooid deelwoord |
drunk |
onvoltooid deelwoord |
drinking |
gebiedende wijs | drink |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.