gans

Een gans.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gans    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣɑns/
Woordafbreking
  • gans
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘geheel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
  • In de betekenis van ‘eendachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gans ganzen
verkleinwoord gansje gansjes

Zelfstandig naamwoord

gans v/m [2]

  1. (vogels) Anserinae , een vogel die tot de familie van de eendachtigen (Anatidae) behoort
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen gans
verbogen ganse
partitief gans

Bijvoeglijk naamwoord

gans [3]

  1. helemaal, heel
    • In een blauw geruite kiel
      Draaide hij aan 't grote wiel
      De ga-a-a-anse dag
      Maar Michieltjes jongens hart
      Leed ondragelijke smart
      Ach-ach, ach-ach, ach-ach, ach-ach!
       
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.