tiet
Nederlands
Woordafbreking
- tiet
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘borst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1858 [1]
- In de betekenis van ‘kip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tiet | tieten |
verkleinwoord | tietje | tietjes |
Zelfstandig naamwoord
tiet v/m
- (informeel) vrouwelijke borst
- De hele zaal scandeerde 'wij willen tieten zien!'.
- Laatst viel mijn blik ergens op
Het was dat mokkel van om de hoek,
met die lekkere tieten
Helaas was het tomatensoep [2]
- Laatst viel mijn blik ergens op
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord tiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tiet' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "tiet" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- blz 26. Klotegedichten - Kutter dan het leven
Door Collectief Slachthuis
Uitgegeven door Collectief Slachthuis, 2010 ISBN 9781446107522
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.