garde

Gardes.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gar·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘keurbende’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1855 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord garde gardes
verkleinwoord gardetje gardetjes

Zelfstandig naamwoord

garde v/m

  1. (huishouden) keukengerei bestaande uit een stel gebogen draden waarmee geklopt en geklutst kan worden
    • Met een garde slagroom kloppen vereist enig geduld en doorzettingsvermogen. 
  1. een lijfwacht
  2. een roede
  3. (Limburg) een horde, keurbende
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • gardebataljon
  • gardecompagnie
  • gardefilm
  • gardekorps
  • gardeluitenant
  • gardemanger
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord garde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Werkwoord

vervoeging van
garder

garde

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van garder
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van garder
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van garder
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.