pekel
Nederlands
Woordafbreking
- pe·kel
Zelfstandig naamwoord
- oplossing van zout (NaCl) in water
- (verkeer) strooizout ter bestrijding van gladheid op de wegen
Verwante begrippen
- saumure
Hyponiemen
- schelvispekel
Afgeleide begrippen
- pekelen, pekelharing, pekelhoer, pekelschade, pekelvlees, pekelwagen, pekelwater, pekelzonde
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pekelen |
pekel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pekelen
- Ik pekel.
- gebiedende wijs van pekelen
- Pekel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pekelen
- Pekel je?
Gangbaarheid
- Het woord pekel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pekel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "pekel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- pekel op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.