sas
Nederlands
![]() |
Woordafbreking
- sas
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mengsel voor vuurwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1785 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sluis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1551 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sas | sassen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
sas
- o schutsluis [2] [3]
- m v snel verbrandend mengsel voor vuurwerk en als ontstekingsmiddel {{ebank|sas3 (vuurwerk)} [4]
- m v (gereedschap) drevel [5] [6] [7]
Gangbaarheid
- Het woord sas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sas' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "sas" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- (sluis) sas op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- (drevel) sas op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.