sas

Nederlands

Niet te verwarren met: saz
Uitspraak
  • Geluid:  sas    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sas
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mengsel voor vuurwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1785 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sluis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1551 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sas sassen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

sas

  1. o schutsluis [2] [3]
  2. m v snel verbrandend mengsel voor vuurwerk en als ontstekingsmiddel {{ebank|sas3 (vuurwerk)} [4]
  3. m v (gereedschap) drevel [5] [6] [7]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
sassen

sas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sassen
    • Ik sas. 
  2. gebiedende wijs van sassen
    • Sas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sassen
    • Sas je? 


Hongaars

Uitspraak
  • IPA: /ˈʃɒʃ/

Zelfstandig naamwoord

sas

  1. (dierkunde) arend
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.