kilo
Nederlands
Woordafbreking
- ki·lo
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kilogram’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
- Van het Oudgriekse "χίλιοι" (duizend) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kilo | kilo's |
verkleinwoord | kilootje | kilootjes |
Zelfstandig naamwoord
kilo m
- (natuurkunde) (eenheid) (afkorting) informele afkorting van "kilogram" de SI-eenheid van massa (symbool: kg)
- Op zo'n grote massa (hoeveelheid) maakt een kilo meer of minder niets uit.
- (economie) (eenheid) (verouderd) informele afkorting van "kilogram" (kilogramkracht) een eenheid voor een gewicht of kracht, (niet volgens het SI-stelsel, maar heel gebruikelijk)
- De prijs per kilo is ongeveer gelijk aan die van onze concurrent.
- (spellingsalfabet) spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter k
Verwante begrippen
- [1] hoeveelheid, massa, materie
- [2] gewicht, kracht, wegen, zwaartekracht
- [1,2] kilo- (voorvoegsel)
Vertalingen
1. informele afkorting van "kilogram" de SI-eenheid van massa (symbool: kg)
2. informele afkorting van "kilogram" een niet-SI-eenheid van gewicht of kracht
Gangbaarheid
- Het woord kilo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kilo' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
kilo
- A few kilo's down the road the spotlight caught a pair of yellow eyes and we discovered they belonged to a lone lioness.[1]
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.