bitter
Nederlands
Woordafbreking
- bit·ter
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bitter | bitterder | bitterst |
verbogen | bittere | bitterdere | bitterste |
partitief | bitters | bitterders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bitter
- Dat was een vieze, bittere drank.
- zwaar te verduren
- In dat land is er nog steeds bittere armoede.
- van teleurstelling blijk gevend waardoor ook boos
- Hij sprak mij aan met een bittere toon.
- Ik ben bitter in je teleurgesteld.
Hyponiemen
- alsembitter, galbitter, kinabitter, kruidenbitter, maagbitter, oranjebitter
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. ter omschrijving van een vaak als onaangenaam ervaren smaak
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | bitter | bitters |
verkleinwoord | bittertje | bittertjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | bitter | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bitter
- m en o een bepaald soort sterke drank
- Lust je een bittertje?
- m een meststof verkregen uit roet
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bitteren |
bitter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitteren
- Ik bitter.
- gebiedende wijs van bitteren
- Bitter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitteren
- Bitter je?
Gangbaarheid
- Het woord bitter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bitter' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Duits
Uitspraak
- IPA: /ˈbɪtɐ/
Woordafbreking
- bit·ter
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
bitter | bitterer | am bittersten |
alle verbuigingsvormen |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.