druppel
Nederlands
Woordafbreking
- drup·pel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vochtdeeltje’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van drup met het achtervoegsel -el [2] en volgens regel 2.B[3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | druppel | druppels |
verkleinwoord | druppeltje | druppeltjes |
Zelfstandig naamwoord
druppel m
Hyponiemen
- alsemdruppel, hoffmanndruppels, neusdruppel, oordruppel, regendruppel, verkeersdruppel, waterdruppel, zweetdruppel
Afgeleide begrippen
- druppelen, druppelreactie, druppelsgewijs, druppelsmering, druppelteller, druppeltrechter, druppelvanger
Uitdrukkingen en gezegden
- de druppel die de emmer doet overlopen
het kleine verschil tussen iets wat erg is en wat te erg is
- die lijken als twee druppela op elkaar
ze lijken heel veel op elkaar
- een druppel op de gloeiende plaat
een heel kleine bijdrage aan iets veel groters, vaak als smoes aan te geven dat die kleine bijdrage niet geleverd hoeft te worden
Vertalingen
1.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
druppelen |
druppel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppelen
- Ik druppel.
- gebiedende wijs van druppelen
- Druppel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppelen
- Druppel je?
Gangbaarheid
- Het woord druppel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'druppel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "druppel" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- druppel op website: Etymologiebank.nl
- Taalunieversum » leidraad » verdubbeling van medeklinkers
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.