me

Niet te verwarren met: Me, -me, ME

Nederlands

  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
julliejullie
2e persoon
(formeel)
uuuu
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
ugij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Uitspraak
  • Geluid:  me    (hulp, bestand)
  • IPA: //
Woordafbreking
  • me
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. clitische (onbenadrukte) vorm van mij
    • Heb jij me gebeld? 
  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
onsonszelf
2e persoon
(informeel)
jejezelfjejezelf
2e persoon
(formeel)
zichzichzelfzichzichzelf
2e persoon
(regionaal)
uuzelfuuzelf
3e persoon
zichzichzelfzichzichzelf

Wederkerend voornaamwoord

me

  1. clitische (onbenadrukte) vorm van mij
    • Ik heb me vergist. 
Opmerkingen
  • Deze vorm wordt gebruikt als de reflexiviteit verplicht is, dat wil zeggen dat het werkwoord alleen als wederkerend gebruikt kan worden. Ook optioneel wederkerende werkwoorden kunnen het gebruiken maar voor deze is mezelf gebruikelijker.
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord me staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /me:/

Persoonlijk voornaamwoord

  1. mij, accusatief of datief enkelvoud van ic.

Bosnisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, menâs, nas
genitief mȅne, menâs, nas
datief mȅni, minȁma, nam
locatief mȅninȁma
instrumentalis mnôm, mnómenȁma
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈmɛ/
Woordafbreking
  • me

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud)

Engels

Uitspraak

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. voorwerpsvorm: mij,me.
  2. benadrukte vorm: ik.
    • Who is there? Me! 

Fins

Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. wij

Kroatisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, menâs, nas
genitief mȅne, menâs, nas
datief mȅni, minȁma, nam
locatief mȅninȁma
instrumentalis mnôm, mnómenȁma
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈmɛ/
Woordafbreking
  • me

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud)

Latijn

enkelvoud meervoud
nominatief egonōs
accusatief
genitief meinostri
datief mihinōbis
ablatief

Persoonlijk voornaamwoord

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. door mij (ablatief van de eerste persoon enkelvoud)

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /mɐ/ (Etsbergs)

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. onbeklemtoond accusatief van ich.

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /me/
Woordafbreking
  • me

Persoonlijk voornaamwoord

  1. me, mij
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.